Hoogbegaafdheid is een combinatie van een uitzonderlijke intelligentie, creativiteit en doorzettingsvermogen. Als maat voor hoogbegaafdheid wordt vaak het IQ genomen. Men spreekt doorgaans van hoogbegaafdheid bij een IQ vanaf 130 (getest door middel van de WISC) Dit komt erop neer dat personen met scores in de bovenste twee percentielen hoogbegaafd worden genoemd.
Je bent niet meteen hoogbegaafd als je goede cijfers of werkprestaties behaalt. Ook de opvatting dat hoogbegaafden een fotografisch geheugen zouden hebben is niet juist. Hoogbegaafd zijn ligt in meer dan enkel ‘slim’ zijn. Hoogbegaafdheid ligt onder andere in het anders denken dan niet hoogbegaafde personen, en niet zoals vele denken enkel in het behalen van goede werkprestaties.
Kenmerken van hoogbegaafde kinderen kunnen zijn (het is niet zo dat deze kenmerken op alle hoogbegaafde kinderen van toepassing is):
• Grote nieuwsgierigheid en leergierigheid.
• Veel energie.
• Goede concentratie, waardoor deze kinderen zich met meerdere taken tegelijk bezig kunnen houden.
• Goed ontwikkeld geheugen.
• Bijzonder gevoel voor humor.
• Hoge mate van empathie en betrokkenheid.
• Denken in veel gevallen al op buitengewoon jonge leeftijd (bijvoorbeeld drie jaar oud) na over de zin van het leven.
• Het veel lezen en verzamelen van informatie.
• Veel feitenkennis, grote algemene ontwikkeling. Deze kinderen hebben interesse in complexe onderwerpen op vroeg leeftijd.
• Een snelle taalontwikkeling die al opvalt op jonge leeftijd (al in de kleuterschool bijvoorbeeld).met daarnaast opvallend taalgebruik (gebruik van moeilijke woorden, grote woordenschat).
• Wiskundig inzicht dat al op jonge leeftijd merkbaar is (al in de kleuterschool of het lager onderwijs).
• Perfectionisme en het (kunnen) stellen van hoge verwachtingen aan zichzelf. Dat betekent niet dat hoogbegaafden perfecte studenten zijn, wel dat zij hoge verwachtingen (kunnen) stellen aan prestaties die zij zelf belangrijk vinden. Dit kan leiden tot grote faalangst, wanneer ze niet kunnen beantwoorden aan de eisen die ze aan zichzelf stellen.
• Een kritische instelling tegenover volwassenen (leraren inbegrepen). Vaak zijn hoogbegaafde kinderen niet in staat om die kritiek op een goede manier te verpakken en over te brengen, waardoor het 'brutaal' over kan komen.
Erfelijkheid is een belangrijke component van hoogbegaafdheid. De sociale omgeving heeft een grote invloed op de ontwikkeling ervan, zowel positief als negatief.
Een belangrijk gevaar van het niet onderkennen van hoogbegaafdheid is onderpresteren. Hoogbegaafde kinderen die niet of verkeerd in hun ontwikkeling gestimuleerd worden, gaan soms onderpresteren. Dit betekent dat het hoogbegaafde kind (opvallend of veel) slechter presteert dan zijn capaciteiten toelaten. Een voorname oorzaak van het onderpresteren is een gebrek aan uitdaging (het niveau ligt te laag voor de hoogbegaafde). Dit kan ervoor zorgen dat de hoogbegaafde zich gaat vervelen en dat kan leiden tot een ernstig gebrek aan motivatie waardoor de hoogbegaafde gaat onderpresteren. Door een gebrek aan uitdaging in het lager onderwijs, waar de hoogbegaafden door hun sterke geheugen zonder veel problemen kunnen leren, kan het zijn dat men een slechte studiemethode ontwikkelt. In het hoger onderwijs krijgt men dan problemen met studeren omdat men nooit een goede studiemethode ontwikkeld heeft.
Speciaal voor deze kinderen hebben wij de training Leren Leren
ontwikkeld. Onderpresteren kan ook andere oorzaken hebben, zoals emotionele problemen of een gebrek aan motivatie. Dit kan ook gebeuren omdat het kind niet wil opvallen tussen leeftijdsgenoten. Thuis kan het kind dan bijvoorbeeld al vlot lezen, maar op school doet het kind alsof het evenveel moeite moet doen om te leren lezen als de leeftijdsgenoten.
Onderpresteren heeft altijd negatieve gevolgen voor het kind. Onderpresteerders kunnen bijvoorbeeld een laag of verkeerd zelfbeeld krijgen. Sommigen worden depressief (vertonen soms suïcidaal gedrag), of zijn erg perfectionistisch of hebben last van faalangst. Anderen ontwikkelen basale angsten (voor bacteriën bijvoorbeeld) en krijgen buikklachten ('schoolziek'). Ook komt het voor dat ze in een sociaal isolement terechtkomen.
In de Kinderpraktijk wordt om (hoog)begaafdheid vast te kunnen stellen, onderzoek gedaan aan de hand van het model van Heller. Dit model beschouwt het kind aan de hand van vijfentwintig onderdelen. Hierdoor kan – ook bij een tegenvallende IQ-score – tóch een uitspraak gedaan worden over het (hoog)begaafdheidsniveau van het kind. Let wel het betreft geen DSM-gerelateerde stoornis is.
Als (hoog)begaafdheid is vastgesteld, dan nog lopen deze kinderen regelmatig vast. De Kinderpraktijk biedt een training aan die deze kinderen uitlegt wat er precies aan de hand is en hoe zij om kunnen gaan met de gevoelens anders te zijn. Onderwerpen die aan bod komen, zijn: onderpresteren, vervelen, je eenzaam voelen, leerstijlen. Uiteraard worden er veel tips gegeven om hiermee om te gaan.