Er zijn heel veel soorten angst. Een aantal voorbeelden staat hieronder;
• Bang zijn voor van alles, waar andere mensen niet vaak bang voor zijn. Uw kind kan er niet goed van slapen en denkt er heel veel over na. Uw kind piekert heel veel, en daardoor kan uw kind zich niet goed concentreren op school.
• Uw kind kan bang zijn om mensen kwijt te raken of om niet meer bij zijn of haar ouders te kunnen zijn. Als de ouders ergens anders zijn, voelt uw kind zich niet prettig. Uw kind krijgt dan buikpijn of een naar gevoel vanbinnen. Slapen lukt niet goed als één van de ouders niet in de buurt is. Ook naar school gaan vind je kind daardoor niet fijn, en schoolreisjes of schoolkamp zijn al helemaal een ramp.
• Uw kind kan bang zijn om met andere mensen te praten of met andere kinderen om te gaan. Uw kind durft niet zomaar een praatje met iemand aan te knopen en je kind is heel verlegen. Uw kind vindt het eng om een spreekbeurt te houden voor de klas, want dan kijkt iedereen uw kind aan. Deze angst neemt dusdanige vormen aan dat uw kind al ruim voor de spreekbeurt niet meer kan slapen of heel paniekerig wordt.
• Uw kind kan bang zijn dat er iets ergs gebeurt, dat het ziek wordt of dat een van de ouders overlijdt. Of uw kind is bang voor dat angstige gevoel dat de hele tijd maar weer terugkomt en dat dat nare gevoel geeft. Dan is het eigenlijk bang voor de angst. Dit wordt paniek genoemd. Een kind voelt dat het gaat beven en dat het hart sneller gaat kloppen en het is bent bang dat het een paniekaanval krijgt.
• Uw kind kan bang zijn om dingen fout te doen, om een toets niet goed te maken op school. Dit heet faalangst. Uw kind is dan zo bang dat het iets niet goed doet op school, dat uw kind heel erg zijn best doet, maar eigenlijk helemaal geen plezier meer in school heeft. Ook komt het vaak voor dat uw kind zoveel geleerd heeft en thuis alles kent, maar tijdens de toets niets meer weet en dan alsnog een slecht cijfer haalt.
• Uw kind kan heel erg bang zijn voor één speciaal iets, bijvoorbeeld voor spinnen of vliegen. Uw kind voelt zich dan ontzettend bang en kan ook een paniekaanval krijgen. Het is moeilijk om hele gewone dingen te doen, omdat uw kind steeds moet denken aan datgene dat hem of haar zo bang maakt. Uw kind durft bijvoorbeeld niet meer naar buiten uit angst om spinnen tegen te komen. U ziet dat uw kind bepaalde situaties uit de weg gaat of vermijdt.
Er zijn twee bijzondere vormen van angst, waar op de website meer over beschreven wordt, te weten:
• Trauma: uw kind heeft steeds een bang gevoel omdat hem of haar iets heel naars is overkomen. Uw kind kan dit niet vergeten en je kind blijft de angst voelen van wat er gebeurd is. Lees verder over trauma.
• Tics en dwang: uw kind is bang dat er iets ergs gebeurt als uw kind bepaalde dingen niet doet. Uw kind moet van zichzelf bijvoorbeeld vijf keer het licht aan en uit doen, anders denkt het dat er iets gebeurt met zijn of haar ouders. Eigenlijk weet uw kind dat dit niet zo is, maar toch blijft deze angst bestaan. Lees verder onder Tics en dwang.
Angst kan door veel verschillende dingen ontstaan en is deels erfelijk. Als één van de ouders en broers of zussen ook snel bang zijn, kan het zijn dat uw kind het ook heeft. Het kan ook ontstaan doordat uw kind niet op een veilige plek is opgegroeid of juist heel erg beschermd is opgegroeid. Uw kind kan ook angstig zijn door iets wat het vroeger heeft meegemaakt waar het toen heel erg bang van werd. Het bange gevoel dat door dit soort dingen ontstond, kan steeds weer terugkomen.
Als uw kind erg angstig is, dan is het belangrijk dat er zo snel mogelijk behandeling gestart wordt, om erger te voorkomen. Hoe langer uw kind last heeft van deze angsten, hoe lastiger het is om er weer vanaf te komen. De Kinderpraktijk biedt een aantal verschillende angst-reducerende therapieën aan. In overleg met ouders bepalen we samen welke therapie het beste bij uw kind aansluit. In alle gevallen gaat het om cognitieve gedragstherapie. Hoeveel behandelingen nodig zijn om de angst de baas te worden, is afhankelijk van de ernst van de angst.